maandag 15 april 2024

Heermoes


Het zou kunnen dat ik het drie jaar geleden, toen ik in totale onwetendheid met deze tuin begon, nog wel een leuk plantje vond, Heermoes. Equisetum Arvense. Paardenstaart. Of Kattenstaart. Akkerpest, Roobol of Unjer. En nog zo wat fraaie benamingen.
Drie jaar geleden, zal ik er eerlijk bij vertellen, startten wij deze tuin met zijn tweeën, mijn vrouw en ik. Maar al snel besloot mijn vrouw haar handen er vanaf te trekken omdat ze geen geduld had met mijn tolerante houding ten opzichte van allerlei spontaan opkomend groen en ze ons destijds al dertig jaar florerend huwelijk niet op het spel wilde zetten. Mijn vrouw verkeerde namelijk niet in totale onwetendheid en trok uit dien hoofde voortvarend allerlei spontaan opkomend groen uit de grond. Waarover ik dan weekhartig sputterde waar dat nou weer voor nodig was. Waarop zij dan weer streng maar rechtvaardig oordeelde dat ‘we’ dat niet wilden hebben, waartegen ik verbolgen protesteerde dat ‘we’ nog altijd met z’n tweeën waren, waarna zij besloot dat we er te verschillende ideeën op na hielden om dit projekt gezamenlijk voort te kunnen zetten. Waarmee het voortaan mijn tuin was.
Het zou zomaar kunnen dat dat toen over Heermoes ging.
Zou zomaar kunnen.
Het zou ook kunnen dat ik het eigenlijk nog steeds wel een leuk plantje vind. Het is niet erg opvallend, het heeft geen protserige bloemen in aanstellerige kleuren, het heeft ook geen groot of mooi gevormd blad maar het is wel een vrolijke, ja, bijna feestelijke groene pluim.
In zijn robuuste soberheid heeft het ook zeker iets oers, dat spreekt mij ook wel aan, iets prehistorisch. Wat ook wel klopt, lees ik, aangezien dit plantje volgens de wetenschap al miljoenen jaren op aarde rondhangt. Het dinosauriërs en ijstijden heeft zien komen en gaan. Waardoor het ontegenzeggelijk iets mythisch krijgt, in mijn ogen in elk geval. Respect.
Het wordt niet echt heel groot, het vult lekker en het doet het altijd. Vraagt geen aandacht. Liever niet zelfs. Laat mij maar lekker wegvallen tegen de achtergrond. Als het niet zo’n ongebreidelde levenslust zou hebben zou je het een bescheiden plantje kunnen noemen.
Maar.
Die ongebreidelde levenslust heeft het dus wel. Zó ongebreideld dat zelfs ik, de teerhartige, die tot nog toe dus zo ongeveer alles dat uit zichzelf opkomt liefdevol omarmde en koesterde, overstag ben gegaan en het te gek vind worden. Het is teveel, het staat overal, het komt overal op, overal tussendoor en tussenin en dwars doorheen, almaar door.
Dus, oer en mythisch of niet, mijn vrouw had bij nader inzien gelijk, dit willen we niet. Inmiddels trek ik het voortvarend de grond uit waar ik het zie. En dat is inmiddels dus overal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten